- uitstralen
- {{uitstralen}}{{/term}}I 〈overgankelijk werkwoord〉1 [van zich laten uitgaan] émettre2 [figuurlijk]respirer♦voorbeelden:1 warmte uitstralen • émettre de la chaleur2 zelfvertrouwen uitstralen • respirer la confiance en soiII 〈onovergankelijk werkwoord〉1 [(als) stralen uitgaan van] rayonner 〈ook figuurlijk〉 ⇒ 〈van pijn〉irradier♦voorbeelden:1 uitstralende pijn • douleur irradiante
Deens-Russisch woordenboek. 2015.